1000 jaar Amsterdam

Er zijn massa's boeken over Amsterdam geschreven. Maar niet één vertelde op een aantrekkelijke manier over de ontwikkeling van de stedelijke structuur. Daarom is Fred Feddes' 1000 Jaar Amsterdam. Ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad pure winst. Kan zo'n boek een succes worden? Ja, dat kan, het ligt zelfs al maanden bij de Amsterdamse AKO's en Bruna's.

Het werk is, zegt Feddes, 'een snoer van verhalen over de ruimtelijke geschiedenis van Amsterdam.' De verhalen worden gepresenteerd in vijf hoofdstukken volgens een indeling, ontleend aan het historisch overzicht waarin Cornelis van Eesteren duizend jaar stedelijke ontwikkeling beschreef in zijn Algemeen Uitbreidingsplan van 1934.

Eerst is er de oertijd, met een planloze, maar toch harmonische ontwikkeling. Daarna de glorieuze planmatige uitleg van de grachtengordel. Vervolgens kwam de 19de eeuw waarin de stad wegzakte in een ongeplande verstedelijking. In de vierde fase vond volgens Van Eesteren een 'algeheele omwenteling op stedebouwkundig gebied' plaats, gericht op 'het scheppen van een schoone stad'.  Culminerend natuurlijk in zijn Uitbreidingsplan. Feddes voegde nog een vijfde periode toe, die rond 1970 begint, toen Amsterdam zich volgens hem opnieuw moest leren te vermaken.

De eerste, planloze periode begint in het boek met het oudste, en tevens mooiste portret van Amsterdam: het 'Gezicht in vogelvlucht op Amsterdam' van Cornelis Anthonisz uit 1538. Ondanks de vele latere veranderingen, is de kaart nog altijd een opmerkelijk goede gids voor wie zich wil oriënteren in de middeleeuwse stad.

De 3de periode vinden Van Eesteren en Feddes een tijd ordeloosheid, die duurt van 1850 tot 1900. Veel aandacht gaat hier naar de discussie over waar het Centraal Station moest komen, de beslissing daarover zou de ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam verregaand bepalen. In verschillende ontwerpen was al een station op de plaats van het huidige Sarphatiepark getekend. Maar Thorbecke koos met de macht van het rijksgeld voor het Open Havenfront. Amsterdam ontplofte, maar helaas waren haar alternatieven slecht onderbouwd en er viel heel wat op af te dingen.

De vierde periode omvat onder meer de mooie stadsuitbreidingen in Zuid, West, Oost, en de tuindorpen. Wethouder Wibaut had kort na zijn aantreden een Gemeentelijke Woningdienst met de bevlogen directeur Arie Keppler opgericht, met het doel de productie van woningwetwoningen te bevorderen. Want de Woningwet was dan wel aangenomen, maar voorlopig werd er voornamelijk op de oude manier gebouwd, waarbij Publieke Werken stratenplannen opstelden, en particulieren de straten volbouwden. Met de Woningdienst veranderde dat. De Dienst was het bolwerk van hervormers die uitgingen van het welzijn van de arbeider, van gezondheid en hygiëne. De woning moest licht en lucht bieden, de omgeving voldoende groen zijn. Dat stond ver af van de bedrijfsmatige aanpak van PW, die in de eerste plaats naar een sluitende exploitatie streefde.

Feddes' vijfde periode begint rond 1970 en gaat over de alternatieve visie die de planningsmachine van de grote gebaren tot stilstand bracht. De stad werd in deze visie minder gezien als een metropool met een snel wegennet dan als een plaats met ruimte voor individualiteit en interactie. Straten moesten verblijfsplaats en plekken zijn om elkaar te ontmoeten. De tijd van de machtige Publieke Werken en de wethouders, onder wie Den Uyl, die streefden naar grootschalige ontwikkeling, zat erop. Geleidelijk werd afstand genomen 'van de starre ambitie om tot elke prijs het eigen stempel van de 20ste eeuw te willen drukken op het historische stadsbeeld. De 19de-eeuwse gordel moest in hun ogen niet afgebroken worden. Het kan niet, om de eenvoudige reden dat dit stempel er te groot voor is geworden.' Aldus monumentenbeschermer Geurt Brinkgreve.

1000 jaar Amsterdam. Ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad.
Auteur: Fred Feddes
Uitgeverij THOT, Bussum 2012
ISBN 978 90 6868 530 5
Prijs: € 29,90