19e Eeuw

EntrepotdokWas Amsterdam rond 1800 nog de derde of vierde stad van Europa met zo’n 200.000 inwoners, na 1813 ging de positie van de stad langzaam achteruit. Vergeleken bij buitenlandse steden werd Amsterdam bovendien een ouderwetse stad zonder elegante parken en pleinen, opera en nationaal theater. In het buitenland financierde de staat in hoofdsteden imposante nieuwbouwprojecten, als visitekaartje van het land, niet zo in Amsterdam. De stad mocht sinds 1807 hoofdstad van het land heten, maar veel maakte dat niet uit. Ook de gemeente Amsterdam nam aanvankelijk heel weinig initiatieven.
 
De verzanding van de haven werd een toenemend probleem. Amsterdam werd slecht bereikbaar. Als (tijdelijke) oplossing werd een deel van het IJ door dijken van het IJ afgesloten, in 1829 door de Oosterdoksdijk, in  1834 door de Westerdoksdijk. Het leidde tot twee binnenhavens met sluizen, waar eb en vloed geen vat op hadden, zodat ze op diepte gehouden konden worden.
 
De Franse tijd betekende het einde van het lage invoertarief. Invoerrechten op graan werden in 1825 verdrievoudigd. Maar in het Entrepotdok, dat in 1827 gereedkwam, werden de goederen, die voor het buitenland bestemd waren, onbelast opgeslagen. Over een lengte van 800 meter, 30 tot 40 meer diep, werd liefst 300.000 m2 opslagcapaciteit gebouwd. Het is anno 2010 een van de beste bewaarde pakhuiscomplexen van Europa, in de jaren ´80 door Joop van Stigt verbouwd tot woningen, bedrijfjes, enkele cafés en restaurants. Om voor voldoende daglicht te zorgen, werd in het midden een binnenstraat aangelegd.
 
Na de aanleg van de spoordijk werd het Entrepotdok moeilijk, voor grotere schepen helemaal niet meer bereikbaar. Dat leidde aan het eind van de eeuw tot een nieuw Gemeentelijk Handelsentrepot, de pakhuizen Maandag tot en met Zondag aan de Zeeburgerkade.
Ook het nieuwe entrepotcomplex is intussen verbouwd tot appartementen.
 
Paleis voor de VolksvlijtPaleis voor Volksvlijt 1864, Cornelis Oudshoorn
De arts Samuel Sarphati nam het initiatief tot het Paleis voor Volksvlijt. De bouw duurde 6 jaar. Een landmark, zoals eeuwenlang niet meer was gebouwd. Het was 126 meter lang, 1 ½ keer het Paleis op de Dam, met een 64 meter hoge koepel. De bouwstijl was eclectisch, naar het voorbeeld van Crystal Palace in Londen. Het gebouw werd een voorbeeld voor latere stationsoverkappingen.
Het Paleis markeerde een nieuwe tijd: qua schaal, financiën (1 ½ miljoen), durf, zelfvertrouwen.
 
Sarphati maakte in 1860 ook een schets voor een stadsuitbreiding rondom het paleis: de eerste stadsuitbreiding sinds twee eeuwen. Zijn plan werd op bescheiden voet uitgevoerd: het omvat Oost- en Westeinde en directe omgeving en het Amstel Hotel, ook door Oudshoorn ontworpen.
 
Nieuwbouw: de negentiende-eeuwse gordel
Later in de eeuw werd de gemeente Amsterdam actiever. Zo begon vanaf 1870 de bevolking geweldig toe te nemen, doordat de handel, industrie en financiële dienstverlening tot bloei kwamen. De bevolkingstoename leidde tot erbarmelijke huisvesting voor de arbeiders, zoals op de Oostelijke Eilanden en in de Jordaan. 
Na 1875 werden daarom buiten de Singelgracht nieuwe wijken gebouwd: de Pijp, Dapperbuurt, Kinkerbuurt en Staatsliedenbuurt. Dit heet ook wel de 19e-eeuwse-gordel, waarbij men voor het eerst buiten de 17e-eeuwse stadsgrenzen bouwde.
Berucht is het plan voor De Pijp van ir. J. Kalff (1878). Het volgde min of meer de bestaande verkaveling. Het invullen van de bebouwing liet Kalff over aan de vrije markt, die vooral bestond uit kleine 'eigenbouwers' die met geleend geld werkten en die snel winst wilden maken. Ze bouwden met de goedkoopste bouwmaterialen, wat wel revolutiebouw genoemd wordt. De huizen waren matig geheid, dunne balken, eensteensmuren.
 
Concertgebouw Centraal Station
Amsterdam krijgt meer allure
In de tweede helft van de eeuw kreeg de stad geleidelijk meer allure. Zo werd in 1865 het Vondelpark aangelegd, een initiatief van de burgerij. Na uitbreidingen kreeg het in 1877 zijn huidige omvang.
Vanaf 1875 werd in het oosten een nieuwe haven aangelegd, het Oostelijk Havengebied, een aanzienlijke verbetering van de moeilijk bereikbare Oosterdok en Westerdok.
In 1876 kreeg de scheepvaart een enorme impuls door de opening van het Noordzeekanaal.
In 1885 werd het Rijksmuseum gebouwd, het Concertgebouw in 1888, het Centraal Station in 1889, de Stadsschouwburg in 1894, het Stedelijk Museum in 1895.
 
De besluitvorming rond het Centraal Station was overigens uitermate moeizaam. Minister-president Thorbecke had een voorkeur voor een station aan het open Havenfront. De gemeente reageerde door het voorstel ‘éénparig en onbepaald af te keuren’. Het scheepvaart zou worden belemmerd, de dichtslibbing van het IJ bevorderd, de haven zou ruimte verliezen. Het behoud van stadsschoon – de binnenstad werd afgesloten van het water - speelde overigens nauwelijks een rol. Maar alleen 1869 het plan Thorbecke kon op staatskosten worden uitgevoerd. Zijn plan werd uiteindelijk met een krappe meerderheid aangenomen.
 
Erfpacht
Een groots besluit viel in 1896. Vanaf dat jaar gaf de gemeente grond slechts in erfpacht uit. De stad kreeg daardoor een veel betere controle op de bestemming van nieuwbouw.